22-05-23 ‘Straks ga ik met je mee naar huis!’, roept een vrouw in bloemetjesjurk en rafelig vest met harde stem tegen haar zoon. In het indringende Franciscushof zit het publiek dicht op een man en zijn moeder in een bezoekersruimte bij psychiatrisch zorgcentrum Duin en Bosch. De eenakter speelt tijdens Karavaan Festival en voor De Gemeenschap is het de eerste locatievoorstelling. Door de trefzekere tekst en de realistische setting is het een schot in de roos.
Verpleegkundige Nick schenkt het publiek dat rond de tafeltjes plaatsneemt een slap kopje koffie of thee in. Wie niet beter weet, zou denken dat het wel érg druk is tijdens het bezoekuur. Voorafgaand aan de voorstelling heeft het publiek een korte wandelroute gelopen over het duinlandgoed rond wat vroeger ‘een gesticht’ heette, langs een witte kerk en het vroegere badhuis voor de bewoners.
Een beetje ongemakkelijk neemt de man (een mooie ingetogen rol van Santino Slootweg) plaats aan het enige lege tafeltje, waarop een vaasje met één bloem prijkt. Met theatrale gebaren verschijnt even later zijn moeder ten tonele. Roy Peters speelt haar alsof zij acteert in de verkeerde film. ‘Mijn zoon, mijn zoon!’, zegt ze, met een vervreemdende intonatie. In combinatie met de onderhuids venijnige rol van verpleegkundige Nick (de echte voornaam van acteur Deroo) geeft het tafereel je al snel kippenvel.
Rob de Graaf, huisschrijver van De Gemeenschap, schreef een scherpe tekst. In de dialogen praten de personages pijnlijk langs elkaar heen en in de monologen onthult de man treffende details over zijn jeugd als enig kind van een alleenstaande moeder met een psychiatrische stoornis. Vanaf zijn veertiende moest hij voor zichzelf zorgen, maar eigenlijk deed hij dat al zolang hij zich kan herinneren.
Voordat hij vroeger naar school ging, zette hij zijn moeder in een stoel en als hij dan weer thuiskwam, zat zij daar vaak nog steeds voor zich uit te staren. De verpleegkundige hoort zijn verhaal aan en verkondigt zalvende praatjes over écht luisteren naar elkaar en dat het daaraan ontbreekt in deze maatschappij. ‘Ga jij mij nu de les lezen?’, bijt de zoon hem toe.
Bij aanvang is het spel nog een beetje toneelmatig, maar gaandeweg spelen de acteurs meer naturel. De staccato motoriek van de zoon, de dolende bewegingstaal van de moeder en het nerveus redderende loopje van de verpleegkundige zetten de personages dan stevig op de kaart. Het publiek dat in deze setting de rol heeft van andere bezoekers in het zorgcentrum, zou zijdelings nog meer meegenomen kunnen worden in het verhaal.
Door de realistische entourage en de historie van de locatie komt de situatie van de moeder die zich opgesloten voelt, maar zich buiten het terrein onmogelijk kan handhaven benauwend over het voetlicht. Maar wat in Franciscushof écht binnenkomt is het stillere spel van de zoon dat de verbeelding prikkelt en doet beseffen hoeveel onzichtbare kinderen worden grootgebracht door een ouder die daar niet voor is toegerust.