Er is grote erkenning voor de unieke functie van deze festivals op o.a. het gebied van talentontwikkeling en publieksbereik. Ook de financiële nood wordt erkend. Maar de financiële impuls blijft achter.
Februari 2015: verenigde podiumkunstfestivals sturen een manifest aan Minister Bussemaker, Raad voor Cultuur en Fonds Podiumkunsten. In dit manifest werd onder meer gevraagd om erkenning van de unieke positie/functie van festivals en betere honorering van festivals. Zowel Raad voor Cultuur (Agenda Cultuurbeleid) als Minister Bussemaker van OC&W (uitgangspuntennotitie) steunden de oproep van de podiumkunstfestivals. Hiermee werd de vraag om erkenning van de positie van de festivals positief beantwoord.
April 2015: De Raad voor Cultuur roept de minister op, de festivals beter te verankeren in het rijks- en lokale cultuurbeleid en meent dat een extra financiële impuls noodzakelijk is. Zij stelt voor bij de verdeling van subsidies bij de fondsen meer ruimte te geven aan festivals en instellingen die experimenteren met nieuwe vormen van presentatie ten behoeve van publieksbereik.
Juni 2015: Minister Bussemaker stelt in haar uitgangspuntennotitie – in navolging van de Raad voor Cultuur – dat festivals van belang zijn voor talentontwikkeling en de ontwikkeling van nieuwe publieksgroepen op zowel lokaal als (inter)nationaal niveau. Zij stelt voor festivals in alle disciplines via de cultuurfondsen € 2,6 miljoen extra beschikbaar.
Nu duidelijk is hoe deze € 2,6 miljoen wordt ingezet, luiden de verenigde podiumkunstfestivals andermaal de noodklok. Na verdeling over de verschillende fondsen en de uitwerking van de moties die de tweede kamer voor het reces aannam, is duidelijk dat slechts € 610.000 als impuls voor de grote groep podiumkunstfestivals via het Fonds Podiumkunsten resteert.
De verenigde podiumkunstfestivals roepen de minister en de kamer nu op om 2,6 miljoen investering ten gunste te laten komen van de podiumkunstfestivals
Met deze impuls blijven festivals nog altijd kampioen in cultureel ondernemen. Zij weten als geen ander in de culturele sector ook andere financieringsstromen aan zich te verbinden dan overheidssubsidies. Om fondsen, bedrijven en publiek ook duurzaam financieel te verbinden aan de maatschappelijke en publieke functie is de structurele basis op dit moment echter te smal en de investering te risicovol.